Binnenland, dinsdag 27 november 2001

 

Personeel was Juliana in 1968 aftreden waard

 

(Van onze politieke redactie)

DEN HAAG - Koningin Juliana dreigde in 1968 met aftreden als het kabinet niet aan haar eisen tegemoet zou komen. Het kabinet wilde het hofpersoneel in dienst van het rijk stellen, maar Juliana voelde daar niets voor, blijkt uit de biografie van oud-premier Piet de Jong.

In het boek Van buitengaats naar Binnenhof gaan de historici Jan Willem Brouwer en Johan van Merriënboer uitgebreid in op de relatie van De Jong met het koninklijk huis. Uit de dagboek-aantekeningen van de oud-premier blijkt dat het kabinet eind jaren zestig plotseling ernstige problemen had met de toenmalig koningin.

Terwijl Juliana in een Amerikaanse televisiedocumentaire de rijkste vrouw van de wereld werd genoemd, bleven de kosten vor het koninklijk huis stijgen. De PvdA maakte bezwaar tegen de ondoorzichtigheid van de uitgaven. Ook de KVP-jongeren uitten hun irritatie over het gebrek aan controle op de financiën van het koninklijk huis.

Het kabinet stelde een aantal veranderingen voor . Eén daarvan was dat het hofpersoneel in rijksdienst zou komen. De zaak leek geregeld, totdat Juliana in februari 1968 tijdens een gesprek met De Jong van haar eerdere standpunt terugkwam. In een dagboekje, dat De Jong alleen bijhield in tijden van crisis, noteerde hij: ''Op een gegeven ogenblik naar aanleiding van klacht dat haar privé-leven hoe langer hoe meer wordt ingeperkt (...), zei ze: 'Op een goed ogenblik hou ik ermee op en Beatrix doet het dan ook niet.' Heb dit genegeerd en ben er niet op ingegaan.''

Waarom Juliana plotseling zo stellig van mening veranderde, durft Van Merriënboer niet met zekerheid te zeggen. ''Het was opmerkelijk, want het was eigenlijk al rond. De Jong had het als hamerstuk willen indienen, maar nadat Juliana met de familie in conclaaf was gegaan, moest het personeel ineens in dienst blijven. Het was natuurlijk een principiële zaak, zij wilde verantwoordelijk blijven voor de inrichting van haar huishouden. Het zal ook hebben meegespeeld dat het hofpersoneel dwars ging liggen. Dat zou er in rechtspositie op achteruit gaan als ze in rijksdienst kwamen.''

Van Merriënboer en Brouwer beschrijven dat De Jong zich, blijkens een brief aan de Tweede Kamer in 1968, niet meteen gewonnen gaf. Maar in juni 1970 bleek dat Juliana aan het langste eind trok. Bij indiening van het wetsvoorstel over de financiën van het koninklijk huis bleek dat het personeel in dienst van de koningin bleef.

Copyright: Het Parool